Hoe was het leven in een weeshuis in de 19de eeuw?

Op zaterdag 12 november werden we in het Elisabethweeshuis museum in Culemborg hartelijk ontvangen door Rina. Zij leidde ons door het museum en vertelde over het leven van de weeskinderen in de negentiende eeuw in Culemborg.

Voor in die tijd hadden de kinderen het er niet slecht. Ze werden pas op zevenjarige leeftijd opgenomen en het belangrijkste van de opvang was een vakopleiding zodat ze later voor zichzelf konden zorgen. Ze werden niet groot gebracht en daarna aan een fabrieksdirecteur of een mijnexploitant verkocht zoals je nog wel eens hoorde over weeshuizen in Engeland.

Culemborg was een welvarende stad en had veel rijke inwoners en mensen van adel. Vooral zij waren de schenkers aan het weeshuis. Bij zo’n vakopleiding moet vooral gedacht worden aan beroepen als: timmerman, hovenier, sigarenmaker, stoelenmatter en kleermaker. De meisjes leerden de dingen die in het huishouden gedaan moesten worden. Zij zouden immers toch trouwen en dan was het handig als ze konden koken, wassen en de kinderen verzorgen. Aan het eind van de opleiding kregen ze een kist spullen mee zoals: kleding en schoeisel, schrijfgerei en een bedrag om een bedrijfje mee te beginnen. De jongens kregen wel tien keer zoveel mee als de meisjes hetgeen wij natuurlijk teleurstellend vonden. Het museum toont nog een aantal originele stukken zoals kasten, bedden en keukenmaterialen.

Na de overheerlijke lunch werden we door Rina door de stad geleidt waarbij ze gebruik maakte van een plattegrond waarop haar man voor ons voelbaar had gemaakt wat in het verleden de binnenstad was en wat er later was bij gebouwd. Culemborg kreeg al in 1318 stadsrechten en was volledig zelfstandig omdat ze geen deel uitmaakte van de republiek van de zeven verenigde Nederlanden tot 1714. Bandieten en mensen met schulden konden op asiel rekenen in Culemborg. Een van de weldoensters in Culemborg was Elisabeth die onder andere het weeshuis stichtte. Er is nog een mooi standbeeld van haar te bezichtigen. Haar kasteel is in het rampjaar 1672, waar momenteel een televisieserie over te zien is, door de Fransen verwoest.

Het was ons die middag wel duidelijk geworden dat de vrouwen in Culemborg hun mannetje stonden. Blauwlappen werden ze genoemd hetgeen nog is blijven hangen in de carnavalsperiode. Het geboortehuis van Jan van Riebeek, stichter van de Kaapkolonie, is ook nog te bezoeken. Het museum is een uiteenzetting van zijn veelbewogen leven.

Verslag van Ria Genevasen