Verslag 'Kijk op kunst door de eeuwen heen'
Een zoomlezing van George Kabel, 26 juni 2021
In deze lezing ligt het accent op de veranderingen in de relatie tussen kunst en schoonheid gedurende de geschiedenis van de westerse kunst.
Discuswerper, beeldhouwer onbekend
George begint het verhaal bij de oude Grieken. Zij ervoeren de tegenstelling tussen Kosmos en Chaos. Chaos stond voor dynamiek, er is geen sprake van ordening. Bij Kosmos daarentegen, is het wel een geordend geheel dat een ideale werkelijkheid vertegenwoordigt. Het staat voor de ideale orde, harmonie en rechtvaardigheid. Dat was ook wat er in de kunst werd nagestreefd. Als voorbeeld laat George het beeld van de discuswerper zien, waarbij alles in de juiste proporties is weergegeven. Ook in je eigen leven diende je als oude Griek orde aan te brengen. In onze huidige taal zijn de woorden cosmetica en cosmetische chirurgie afgeleid van Kosmos. De Grieken toonden in de kunst de perfecte orde van de Griekse goden. De Kosmos was per definitie mooi, goed en waar. Schoonheid had alles te maken met maat, symmetrie, orde en harmonie en de juiste proporties. Schoonheid werd gebracht door de negen muzen. Dat waren de negen dochters van oppergod Zeus. De betekenis van ons woord muziek is: geordende structuur van klanken. Orpheus kon bijvoorbeeld prachtig muziek spelen op de lier.
Het laatste avondmaal, Leonardo Da Vinci
Veel later, als de Griekse Kosmos is ingeruild voor de christelijke orde, kwam de kunst in het teken te staan van religie. De schoonheid van Gods schepping moest nu getoond worden. In de middeleeuwen stonden voornamelijk christelijke figuren en vorsten op kunstzinnige afbeeldingen. In de zestiende eeuw markeerde Leonardo Da Vinci, die niet alleen kunstenaar was maar ook wetenschapper, de overgang naar een nieuw tijdperk. Zo werden onder andere de telescoop en de microscoop uitgevonden. Voor het eerst ontstond er op grotere schaal twijfel over of alle wonderen van de Bijbel wel klopten. Naarmate de wetenschappen zich steeds verder ontwikkelden, ontstond er steeds meer wantrouwen jegens de kerkelijke waarheden. Men vroeg zich af: wat is waarheid en hoe komen we daarachter?
Zelfportret 1669, Rembrandt
De filosoof Descartes ging in de zestiende eeuw in meditatie. Hij concludeerde daarna: ‘Ik denk, dus ik besta.’ Het is niet meer de kosmos die orde en harmonie aangeeft, maar het denkende individu die orde en harmonie moet aanbrengen in de werkelijkheid. De kunstenaar is niet enkel ambachtsman meer, maar wordt een kunstzinnig genie, schepper van schoonheid. Schoonheid is geen universeel gegeven meer. En zowel uit het boek Don Quichote van Cervantes als uit het werk van Rembrandt van Rijn blijkt, dat schoonheid niet altijd uit de kosmos van buitenaf komt. Don Quichote werd verliefd op de lelijke molenaarsdochter en Rembrandt beeldde ook alledaagse types uit in minder fraaie poses. Soms schemert de schoonheid van iets van binnenuit door de lelijke buitenkant heen.
Het wrak van de hoop, Caspar David Friedrich
Door de eeuwen heen had men altijd groot ontzag en regelmatig ook grote angst gevoeld voor de kracht van de natuur. Maar in de negentiende eeuw kwam er ook waardering voor de schoonheid van de natuur. Men zag van nu af aan de overweldigende natuur (chaos) als fundament van de werkelijkheid en als iets subliems. De kunst (vooral de muziek) van de romantiek kon ook grillig, dynamisch en disharmonisch zijn. Psychiater Sigmond Freud vestigde ook de aandacht op de onbewuste en onderbewuste kanten van de menselijke geest. De kunstenaar probeert nu zijn innerlijke, natuurlijke krachten (verlangens, hartstochten) uit te drukken in kunstwerken. Schoonheid is geen voorwaarde meer voor kunst. Expressie en inzicht worden nu thema’s in de kunst.
De aardappeleters, Vincent van Gogh
Vincent van Gogh liet bijvoorbeeld in zijn werk De aardappeleters gewone mensen zien. Hierop staan arme, lelijke mensen afgebeeld in een dagelijks tafereel. Hij en andere kunstenaars (zie ook schrijvers van het realisme) wilden de misstanden van de maatschappij laten zien. Kunst toont dus de verscheurdheid (chaos) in de samenleving. Door dit inzicht hopen kunstenaars de weg te wijzen naar een samenleving met orde, harmonie, vrijheid en rechtvaardigheid voor iedereen.
Compositie met groot rood vlak, geel, zwart, grijs en blauw 1921, Mondriaan
De overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw ging gepaard met grote technische en wetenschappelijke ontdekkingen (trein, vliegtuig, auto, telefoon, radio, röntgen, etc.). Deze hadden grote invloed op veranderingen in de maatschappij, maar ook op de kunst. Kunstenaars willen mee in de vooruitgang en willen onder andere grondig onderzoek doen naar vorm, kleur, ruimte en tijd. Zij wenden zich af van traditionele opvattingen en werkwijzen. In de twintigste eeuw ontstaat in de kunstwereld een wirwar van stromingen. Denk maar aan De Stijl, expressionisme, kubisme, Dada, abstract expressionisme, action painting, fauvisme, surrealisme. Kunst moest vragen stellen, kritiek leveren (op de maatschappij), aan zelfonderzoek doen. Schoonheid doet er niet meer toe; het gaat in de kunst nu om betekenis en het moet discussie op gang brengen. Piet Mondriaan drukte het als volgt uit: ‘Je hoeft niet met een schilderij een verhaal te vertellen, dat doet de literatuur al. Je hoeft niet de exacte werkelijkheid af te beelden, dat doet de fotografie al. Je hoeft geen diepte uit te beelden, dat doen beeldhouwers.’ Mondriaan ging vlakjes rangschikken tot een nieuwe harmonische orde. De expressionisten probeerden hun diepste gevoel uit te drukken. De surrealisten laten de onbewuste neigingen via een droomwereld zien in hun kunst. Futuristen tonen grote aandacht voor snelheid en geweld. Dadaïsten stellen zich via de kunst anarchistisch op. Ook componist Arnold Schönberg zet zich in zijn muziek tegen het traditionele af.
De modernistische kunstenaars willen onafhankelijk zijn. Los van maatschappelijke belangen kunnen zij zuivere kunst maken. De maatschappij staat bol van schrijnende tegenstellingen en is chaos. Alleen binnen de grenzen van kunst is orde en harmonie mogelijk. Zo kunnen zij tonen hoe de toekomst eruit zou komen te zien. En bij alles wat ze doen, leveren kunstenaars steeds meer kritiek op de maatschappij. In hun ogen is de massacultuur er om het volk koest te houden. De autonome kunstenaars noemen dat volksverlakkerij. Hier ontstaat de scheiding tussen hoge (elitaire kunst) en lage (volkse) cultuur.
Cogito ergo sum, Rozemarie Trockel
Waar de modernisten zich altijd afzetten, zegt het postmodernisme: de werkelijkheid is en blijft in zichzelf verdeeld en tegenstrijdig en er heerst altijd toeval (chaos). Er bestaan meerdere waarheden en alle waarheden mogen er zijn. Dus weg met het onderscheid tussen hoge en lage kunst. Mickey Mouse is net zo zeer kunst als Rembrandt! Kunst is er voor iedereen. Alles kan en alles mag. Er is weer belangstelling voor traditie. Kunstenaars experimenteren met nieuwe technieken (computers, video). Ook worden verschillende kunstvormen met elkaar vermengd door onder andere het oude en nieuwe in één kunstwerk tegelijkertijd te laten zien. Zie het werk van Trockel: een schilderij gemaakt met behulp van een breimachine met daarop de tekst ‘Cogito ergo sum’ (ik denk dus ik besta) en een zwart vierkant (verwijzing naar een schilderij van Malevich).
A thousand years, Damien Hirst
Eind twintigste eeuw houdt een aantal kunstenaars zich bezig met een nieuwe vorm van sublieme kunst. De hedendaagse kunstenaar Damien Hirst toont bijvoorbeeld een afgehakte koeienkop met een plas bloed en een hoop vliegen. Het heeft niets met mooi te maken. In tegendeel, het is een macaber, naar beeld om te zien. Hirst wil daarmee taboes doorbreken. Hij meent dat het gruwelijke nodig is om de mens te bevrijden van angst (voor bijv. de dood).
George eindigt zijn betoog
Trudi vraagt of de veranderingen in de kunst ook te maken hadden met de maatschappelijke veranderingen en de toestand in de wereld. Kortom, is er een direct verband met de samenleving?
George antwoordt dat er inderdaad duidelijke aanwijzingen hiervoor zijn. De opkomst van het socialisme en het communisme in de negentiende eeuw legde de vinger op het klassenonderscheid in de maatschappij. Dit inspireerde kunstenaars en schrijvers (realisme) om de armoede en ander onrecht jegens burgers te thematiseren. De technische en wetenschappelijke vooruitgang die begin twintigste eeuw een enorme versnelling doormaakte en grote maatschappelijke veranderingen veroorzaakte, bracht vele kunstenaars ertoe om ook vernieuwingen door te voeren. Zij zetten zich af tegen traditionele opvattingen en voorschriften. Er werd volop geëxperimenteerd met vorm, ruimte en materialen. Futurisme, kubisme, surrealisme, Bauhaus en vele andere stromingen getuigen hiervan.
Berry den Brinker vult aan dat zijns inziens Hieronymus Bosch ook een overgang markeerde; in zijn religieuze kunst liet hij ook al onchristelijke taferelen zien en alledaagse figuurtjes. George beaamt dat dit inderdaad ook een kunstenaar was die niet binnen de lijntjes van de toen geldende richtlijnen bleef.
Nadat nog enkele vragen van andere deelnemers zijn beantwoord, beëindigt de dagvoorzitter deze boeiende lezing.
Dit verslag is geschreven door Angelique Ten Holter en door George aangevuld.